In bedrijf.
1. Controleer na het starten van de dieselgeneratorset of de indicator van het dieselmotorinstrument normaal is en of het geluid en de trillingen van de set normaal zijn.
2. Controleer regelmatig de zuiverheid van brandstof, olie, koelwater en koelvloeistof en controleer de dieselmotor op afwijkingen zoals olielekkage en luchtlekkage.
3. Observeer of de rookkleur van de dieselmotor abnormaal is, de normale rookkleur is enigszins groenachtig grijs. Zoals donkerblauw moet stoppen met controleren.
4. Controleer regelmatig of de instrumentatie van het bedieningspaneel van de dieselgeneratorset zich binnen het normale bereik bevindt, met of zonder
alarmindicatie en registreer regelmatig de bedrijfsparameters van de unit.
Uitschakelen.
1. Wanneer de generator voor langere tijd of voor onderhoud wordt uitgeschakeld, moet deze van de negatieve accukabel worden verwijderd.
2. Laat in de koude winter de koelvloeistof van de motor schoon lopen om te voorkomen dat het motorblok enz. bevriest, wat ernstige storingen kan veroorzaken. De dieselgeneratorset kan snel de oorzaak van de storing vaststellen op basis van de storingsinformatie die in de controller wordt weergegeven. Nadat de fout is verholpen, kan het unitbeveiligingssysteem weer worden geactiveerd.
Posttijd: 06-sep-2022